1. De opkoper
Je bent nog niet een rondje om het bord of de helft is al in het bezit van deze speler. Elk vakje waar diegene op terechtkomt, is de leus: “Die koop ik” te horen. Vooral erg vervelend als je een straat net niet compleet had. Moest je die weer voor een woekerprijs overnemen van de opkoper.
2. De bankier
Iedereen wilde de bank zijn. Je hield andere tegen om vals te spelen. Daarnaast kon je op een onoplettend moment van de tegenstanders jezelf een beetje verrijken. Niet met te veel natuurlijk, dan ging het namelijk opvallen.
3. De geluksvogel
Dit is de meest irritante speler van Monopoly. Gooit vaak dubbel, heeft de beste kanskaartjes en komt bijna niet in de gevangenis. Mocht diegene toch in de bak belanden, dan heeft die weer zo’n kanskaartje. Gooi dan nog even tien en dan is de pot ook voor deze mazzelkont.
4. De pechvogel
Waar iemand geluk heeft, kan iemand ook pech hebben. De pechvogel komt in de gevangenis, komt op de pot als die net leeg is en dan ook nog eens op het duurste hotel. Dit is vaak degene die als eerste het spel moet verlaten.
5. Duveltje uit een doosje
Dit is één van de meest onopvallende spelers tijdens een potje van dit machtig mooie bordspel. De kleine straatjes zoals Ons dorp en het water en elektriciteitsbedrijf. Nog wat stations erbij en deze speler wint dan ook nog. Een cashflow die continu doorloopt is ook wel lekker, natuurlijk.
6. De fanatiekeling
Deze is speler is veel te fanatiek. Valsspelers hebben hier ook niks aan. De fanatiekeling ziet het namelijk meteen. Ook probeert deze speler zich door allerelei bochten te wringen om de winnaar te worden. Het is maar een spelletje, hoor!
7. De empatische speler
Dit is de speler waar vooral de pechvogel baat bij heeft. Wanneer je alles op hypotheek hebt gedraaid en al het laatste geld bij elkaar hebt geschraapt kom je nog een tientje te kort. Gelukkig is de empathische speler de beroerdste niet en mag je het later betalen. Als je geluk hebt, mag je dan zelfs de schuld helemaal kwijtschelden.
8. De machinist
Er was altijd wel weer zo’n treinenfan die per se alle stations moest hebben. Dit tikte overigens wel lekker aan. In elke rij had je een vakje waarvan je hoopte dat er iemand opkwam. Als je dan ook nog alle stations had, tikte dat lekker aan.
9. De pandjesbaas
Deze speler waande zich een soort Prins Bernhard Junior. Diegene bouwde al zijn straten vol met huizen en hotels. Kwam je daarlangs, dan moest je een hoop dokken. Deze mensen gingen ook niet vaak huisje voor huisje, maar plaaste er direct drie of vier. Of direct een hotel, net zo makkelijk.
Bonus: De valsspeler
Iedereen had een hekel aan deze speler. Hij deed echt alles om te winnen. Geld jatten van een de bank of een andere speler, andere teksten van een kanskaartje lezen, pionnetjes verplaatsen, kaartjes van straten jatten en nog meer. Gelukkig kregen deze spelers een flink standje als ze werden betrapt.
- Adobe Stock